“En ik zal haar kinderen met de dood doden; en alle kerken zullen weten dat Ik het ben die de teugels en harten doorzoekt; en ik zal een ieder van u geven naar uw werken.’ (Openbaring 2:23)
Zoals blijkt uit de geciteerde geschriften in de eerdere post “Vergezelt u een geestelijke hoer?” (1 Korintiërs 6:15-20 en 2 Korintiërs 6:14-18) Gods Woord is oordeel en toorn tegen een “gemengde” geestelijke relatie. Hij aanvaardt geen aanbidding die zich ook vermengt met de geest van halfslachtige, onoprechte, zogenaamde „christenen”. Hij zegt: "Ik zal haar kinderen doden met de dood" of de kinderen geboren uit een valse, ontrouwe, religieuze relatie: een valse gemeenschap, een valse kerk.
Zonde is de dood die ons geestelijk scheidt van een echte relatie met God. Wanneer mensen zich bekeren tot een kerk die valsheid met de waarheid vermengt, en niet de duidelijke boodschap predikt van volledige verlossing van zonde en van verdeeldheid in het hart, dan worden ze de geestelijke kinderen van die kerk. Dit zijn de kinderen die sterven wanneer de waarheid wordt gepredikt en wat in het hart is geopenbaard wordt. Ze worden geopenbaard als geestelijk dood, omdat ze in plaats van zich te bekeren, vasthouden aan hun geestelijke hoerenmoeder, Izebel – de valse kerk. Overweeg de geestelijke boodschap tegen een valse kerk in de volgende tekst:
'Om u te verlossen van de vreemde vrouw, ja, van de vreemdeling die vleit met haar woorden; Die de gids van haar jeugd verlaat en het verbond van haar God vergeet. Want haar huis neigt naar de dood, en haar paden naar de doden. Niemand die naar haar toe gaat, keert terug, noch grijpt ze de paden des levens.” (Spr 2:16-19)
Jezus zegt dat alle ware kerkgemeenten zullen weten en begrijpen dat Hij een valse Izebel geest-kerktoestand niet tolereert. Jezus zal de harten doorzoeken en iedereen de beloning geven van de oordeelsboodschap en de uiteindelijke eeuwige verdoemenis die ze verdienen, als ze zich niet individueel bekeren en de vals-religieuze toestand verzaken.
“En ik zal haar kinderen met de dood doden; en alle kerken zullen weten dat Ik het ben die de teugels en harten doorzoekt; en ik zal een ieder van u geven naar uw werken.’ (Openbaring 2:23)
In het volgende gemeentetijdperk, Sardis, zien we dit oordeel en de daaruit voortvloeiende geestelijke dood plaatsvinden. Jezus beschrijft de algemene toestand in Sardis zoals het werkelijk is:
"Ik ken uw werken, dat u de naam hebt dat u leeft en dat u dood bent." (Openbaring 3:1)
Merk op waar deze boodschap aan Thyatira zich binnen de volledige context van de volledige boodschap van Openbaring bevindt. Zie ook de “Routekaart van Openbaring.”